In dit artikel worden de volgende punten behandeld:
- Verhoging vrije ruimte Werkkostenregeling (WKR) in 2020;
- Verlaging percentage vrije ruimte werkkostenregeling per 2021;
- Gerichte vrijstelling voor scholingskosten bij loon uit vroegere dienstbetrekking;
- Overgangsregeling levensloopregeling;
- Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen;
- Bijtelling (elektrische) auto’s en zonnecelauto’s;
- Nieuwe tarieven en premiepercentages in 2021;
- BIK (Baangerelateerde investeringskorting) via de loonheffing;
- Subsidieregeling bonus zorgpersoneel voor niet-werknemers
Verhoging vrije ruimte Werkkostenregeling (WKR) in 2020
Werkgevers mogen in het jaar 2020 maximaal 1,7% van de fiscale loonsom tot € 400.000 (de vrije ruimte) onbelast besteden aan de werkkostenregeling. Voor zover de fiscale loonsom meer bedraagt dan € 400.000, bedraagt de vrije ruimte 1,2%. Bij een overschrijding van de vrije ruimte is de werkgever over het bedrag van de overschrijding 80% eindheffing over de overschrijding verschuldigd. In verband met de coronacrisis heeft het kabinet het percentage van 1,7% tijdelijk verhoogd naar 3%. Deze verruiming geldt alleen voor 2020. Deze tijdelijke verruiming krijgt nu haar wettelijke grondslag krijgen.
Verlaging percentage vrije ruimte werkkostenregeling per 2021
Voorgesteld wordt het percentage van 1,2% (het percentage dat geldt voor de fiscale loonsom boven de € 400.000) per 1 januari 2021 te verlagen naar 1,18%. Dit beidt de financiële ruimte om de voorgestelde verruiming van de gerichte vrijstelling voor scholingskosten te financieren. Deze verlaging naar 1,18% is geen tijdelijke maatregel.
Gerichte vrijstelling scholingskosten bij loon uit vroegere dienstbetrekking
Op grond van de huidige bepaling in de Wet op de loonbelasting 1964 kan een werkgever voor een ex-werknemer in de regel geen gebruik maken van de gerichte vrijstelling voor scholing. Omdat dit in sommige situaties als afscheid wordt genomen van een medewerker kon leiden tot een belaste vergoeding, stelt het kabinet voor om de gerichte vrijstelling voor scholing uit te breiden en ook te laten gelden bij vergoedingen en verstrekkingen ten behoeve van scholing die voortvloeien uit vroegere arbeid. De verruiming ziet op opleidingen of studies die gevolgd moeten worden voor een toekomstig beroep en niet op vergoedingen en verstrekkingen voor onderhoud en verbetering van kennis en vaardigheden van de dienstbetrekking. De verruiming is met name van belang bij scholingskosten als onderdeel van een sociaal plan en voor nog niet tijdens de dienstbetrekking opgenomen scholingsbudgetten.
In de praktijk zien wij dat een individueel leerbudget of scholingsbudget steeds vaker voor komt. De werknemer kan een dergelijk budget naar eigen inzicht, maar binnen de bestaande fiscale grenzen, besteden aan scholing. Een dergelijk individueel leerbudget kan op verschillende manieren worden vormgegeven en al dan niet bij een externe beheerder worden ondergebracht. De verruiming van de gerichte vrijstelling kan in die laatste situatie (externe beheerder) naar verwachting (ook) soelaas bieden.
Overgangsregeling levensloopregeling
Sinds 1 januari 2012 mogen werknemers niet meer beginnen met het deelnemen aan een levensloopregeling. Werknemers die op 31 december 2011 al deelnamen aan de levensloopregeling, mogen deze regeling onder voorwaarden nog voortzetten. Een belangrijke voorwaarde is dat de waarde in het economische verkeer van de aanspraak per 31 december 2011 minimaal € 3.000 bedroeg. Onder de huidige wetgeving is door middel van een fictie gewaarborgd dat op 1 januari 2022 geen fiscale levensloopaanspraken meer bestaan. Om enkele knelpunten in de praktijk op te lossen, stelt het kabinet nu voor om:
- De instelling die de levensloopregeling uitvoert inhoudingsplichtig te maken voor de loonheffing voor de op het fictieve genietingsmoment in aanmerking te nemen waarde van de levensloopaanspraak;
- Het fictieve genietingsmoment te vervroegen naar 1 november 2021. Daarmee kan de werknemer tijdig, voor 1 januari 2022, zijn belastingschuld betaald hebben, om zodoende tijdig zijn box 3 vermogen te (kunnen) verlagen.
- De instellingen die de loonheffing gaan inhouden geen heffingskortingen toe te laten passen. De levensloopverlofkorting en de overige heffingskortingen waar de (gewezen) werknemer recht op heeft, kan hij toepassen in zijn aangifte inkomstenbelasting.
Ook voor medewerkers bij gemeenten en Veiligheidsregio’s die gebruik maken van de FLO-regeling (Functioneel Leeftijdsontslag, deze regeling gold tot 2006 voor gemeentemedewerkers in een bezwarende functie) kan dit gevolgen hebben. Tot en met 31 oktober 2021 blijft de huidige mogelijkheid bestaan om de waarde van de levensloopaanspraak op te nemen door middel van het op verzoek geheel of gedeeltelijk via de (ex-)werkgever laten uitbetalen van de waarde van de levensloopaanspraak. Indien de (ex-) werknemer hier gebruik van wil maken, dient hij dit uiterlijk op een door de instelling te bepalen moment (bijvoorbeeld uiterlijk 30 september 2021) gezamenlijk met zijn (ex-)werkgever aan te geven. In dat geval zal de (ex-) werkgever gehouden zijn de uitkeringen die voortvloeien uit de levensloopregeling tot het loon te rekenen.