Zoals we eerder in onze nieuwsbrieven hebben opgemerkt, was er tot voor kort onduidelijkheid over de vraag of de goedkeuring voor de vaste onbelaste reiskostenvergoeding tijdens coronatijd, ook zou gelden bij uitruil via het IKB. Recent is hierover duidelijkheid gekomen, via een aanpassing van het eerdere beleidsbesluit.
Het besluit geeft het volgende aan, waarbij in feite 2 groepen ontstaan:
Groep 1: Medewerkers die voor 13 maart 2020 al een vaste maandelijkse reiskostenvergoeding ontvingen, hadden reeds een onvoorwaardelijk recht op een vaste reiskostenvergoeding. Voor de vaste kostenvergoeding geldt dan ook de goedkeuring en geldt dat de thuiswerkdagen kwalificeren als thuiswerkdagen.
Naschrift: Onzeker is of dit betekent dat de 214-dagenmethode geldt voor de totale vergoeding, inclusief de aanvullende reiskostenvergoeding tot € 0,19 per kilometer (fiscaal optimaliseren). Of dat er een splitsing gemaakt moet worden en de goedkeuring alleen geldt voor de vaste kostenvergoeding en niet voor de uitruil. Heeft de medewerker de keuze voor uitruil voor 13 maart gemaakt, dan mag dit uiteraard wel.
Groep 2: Medewerkers die geen vaste reiskostenvergoeding ontvangen maar gebruik wensen te maken van de mogelijkheid om hun IKB in te zetten voor een onbelaste vaste reiskostenvergoeding. Voor deze groep geldt dat afhankelijk van het moment waarop de medewerker deze keuze kenbaar heeft gemaakt, hiervoor een gerichte vrijstelling kan gelden:
- Als een medewerker uiterlijk op 12 maart heeft gekozen voor een uitruil voor reiskosten vanuit het IKB, dan geldt de goedkeuring in het beleidsbesluit en gelden de thuiswerkdagen als reisdagen in het kader van de 214-dagenregeling;
- Maakt(e) een medewerker echter pas op of na 13 maart dit jaar de keuze kenbaar dat hij of zij IKB wil inzetten voor een onbelaste reiskostenvergoeding, dan geldt de goedkeuring niet.