Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen aangenomen

24 november 2020

De Tweede Kamer heeft de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen en de Wet koppeling AOW-leeftijd aangenomen. Als ook de Eerste Kamer akkoord gaat, zijn een viertal maatregelen uit het pensioenakkoord wettelijk geregeld.

In het pensioenakkoord uit 2019 zijn een diverse maatregelen aangekondigd, waarvan de volgende onderdelen nu zijn vastgelegd in de verschillende wetten.

 

  1. Deelnemers aan een pensioenregeling kunnen tot 10% van het door hun opgebouwde pensioen ineens opnemen op de pensioeningangsdatum.
  2. Er komt een tijdelijke drempelvrijstelling van 2021 tot 2025 (met uitloopperiode tot en met 2028) voor RVU-eindheffing (heffing van 52% voor werkgevers over regelingen voor vervroegde uittreding). Deze vrijstelling is gekoppeld aan de hoogte van de AOW-uitkering en geldt voor RVU-uitkeringen in de laatste 36 maanden voorafgaand aan de AOW-leeftijd. Omdat de AOW-bedragen voor 2021 nog niet bekend zijn, kan nog geen exact bedrag van de vrijstelling worden aangegeven. In het wetsvoorstel wordt een bedrag van € 1.767 per maand genoemd (gebaseerd op 2020).
  3. De ruimte om belastingvrij verlofuren te sparen wordt verruimd van 50x naar 100x de arbeidsduur van de medewerker per week. Bij een voltijdsdienstverband van 36 uur kan de medewerker 3600 uur aan verlof sparen, zonder dat dit leidt tot belastingheffing. Pas als de medewerker dit verlof opneemt of laat uitbetalen is er sprake van belast loon.
  4. Vanaf 2025 zal de AOW-leeftijd minder snel stijgen. De huidige 1 op 1 koppeling van de AOW-leeftijd (en daarmee de pensioen-richtleeftijd) aan de levensverwachting wordt vervangen door een 2/3e koppeling.

Ten opzichte van ons nieuwsbericht over de wijzigingen per 2021 zijn de volgende punten van belang:

  • In aanvulling op punt 1, wordt er een keuzerecht geïntroduceerd om voor de pensioeningangsdatum ervoor te kiezen om de gedeeltelijke afkoop op een later moment te laten plaatsvinden, te weten in de maand februari volgend op het jaar waarin de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt. In dat geval is de (inmiddels) pensioengerechtigde geen AOW-premie verschuldigd over het bedrag ineens. Het tarief voor de loonheffing voor de 1e schijf (€ 34.712) is dan 19,45% in plaats van 37,35% (bedrag en percentages 2021).
  • In aanvulling op punt 2, de versoepeling van de RVU-heffing is generiek vormgegeven maar is bedoeld voor werknemers die niet in staat zijn om gezond werkend de AOW-leeftijd te behalen. De sociale partners kunnen op sectoraal niveau (cao’s) of op het niveau van een individuele werkgever maatwerkafspraken maken over welke werknemers in aanmerking kunnen komen voor vervroegde uittreding, bijvoorbeeld omdat ze fysiek of mentaal zwaar werk doen.

Vormgeven beleid inzake duurzaam inzetbaarheid

Bovenstaande maatregelen zijn van belang bij het (verder) vormgeven of uitvoeren van het interne beleid voor duurzame inzetbaarheid en mobiliteit. Zo zien wij in de praktijk bij veel overheidsorganisaties dat een relatief groot deel van het personeelsbestand uit oudere medewerkers bestaat. Wat betekent dit op de korte, langere en middellange termijn voor de organisatie? En hoe kan de organisatie daar nu al op inspelen met maatregelen die de duurzame inzetbaarheid vergroten? Denk aan scholing, generatiepact-regelingen, deeltijdpensioen, gedeeltelijke RVU-regelingen, verlofsparen en wat doen met gespaarde levensloopverloftegoeden die voor 2022 besteed moeten zijn of anders vrijvallen? Dit laatste speelt zeker bij gemeenten en veiligheidsregio’s die te maken hebben met FLO-regelingen.

 

Graag denken wij met u mee over de fiscale gevolgen en eventueel het optimaliseren van uw duurzaam inzetbaarheidsbeleid. 

Remco Bosma
Specialist Loonheffingen en Sociale Verzekeringen, Expert DHT/TCF

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *